Gemeenten schieten te kort als het gaat om jeugdzorg. Dat concludeert de Kinderombudsman Marc Dullaert vandaag in een kritisch rapport. Gemeenten gaan ‘omwille van de kosten steeds vaker op de stoel van de hulpverlener zitten. Zij stellen financiële belangen dan boven het belang van het kind’. De toegang en kwaliteit van de jeugdzorg wordt daardoor bedreigd, aldus Dullaert. Met schrijnende gevallen tot gevolg.
De recente decentralisatie van de zorg naar gemeenten moest leiden tot snellere, samenhangende hulp op maat voor kwetsbare kinderen en een vermindering van de regeldruk voor professionals, maar dat is volgens de Kinderombudsman nog niet gelukt. ‘Het is logisch dat zo’n ingrijpende operatie tijd vraagt’, aldus Dullaert. ‘Anderzijds zie ik dat er bewust afwegingen worden gemaakt die ten koste gaan van kinderen.’
De Kinderombudsman oordeelt hard in zijn tweede rapportage over de jeugdzorg na de decentralisatie. Hij vindt dat gemeenten steeds vaker sturen op kosten in plaats van kwaliteit. Dullaert in het AD: ‘Sommige ouders worden onder druk gezet om hun kind een andere behandeling te geven dan de beste’.
In het AD geeft Dullaert een schrijnend voorbeeld van een zestienjarige jongen die volgens zijn huisarts en kinderpsychiater voor een behandeling moest worden opgenomen. De gemeente ging in eerste instantie akkoord, maar wees de behandeling later alsnog af omdat de kliniek zich buiten de regio bevond. De gemeente vroeg daarna aan de ouders of hun zoon niet gewoon een lastige puber is en ze wel beseften dat de behandeling €10.000 per maand kost.
Gemeenten willen kinderen per se in de eigen regio laten behandelen omdat dat goedkoper is. Ze hebben vaak namelijk geen zorg buiten de regio ingekocht. Hulpinstellingen en klinieken buiten de regio zorgen om die reden vaak voor financiële tegenvallers in de gemeentelijke begroting.
Ook op de bureaucratische rompslomp heeft de Kinderombudsman kritiek. ‘Uit het onderzoek van de Kinderombudsman blijkt dat het vaststellen van de hulp voor een kind vaak veel tijd kost. Gemeenten steggelen onderling over bij welke gemeente een kind hoort. Of discussiëren met andere instanties over onder welke wetgeving en dus in welk potje een kind valt.’ Dit ‘bureaucratisch getouwtrek’ leidt volgens Dullaert tot onnodige wachtlijsten.
De Kinderombudsman is wel positief over de jeugdhulpprofessionals en gemeenteambtenaren. Die zouden ‘gecommitteerd zijn om van de stelselwijziging een succes te maken’. Die doen inderdaad hun uiterste best en proberen daarmee recht te houden wat beleidsmakers eerder kromtrokken.
(Bron: AD, dekinderombudsman.nl)